Adresseer de verwachtingen

DE GEMEENTE ALS REGIEVOERDER
GEMEENTE
ALS
WETGEVER
GEMEENTE
ALS
BESCHERMER
GEMEENTE
ALS
INNOVATOR
GEMEENTE
ALS
TRANSPARANTIEBRON

 

 

De data sets die je open stelt zijn verzameld in het kader van de uitoefening van de publieke taak. Nu kan er uiteraard daarbij het een en ander misgaan waardoor de inhoud van de data sets niet correspondeert met de werkelijkheid. Op zich is dit geen reden om de data sets niet te publiceren, maar het is wel van belang de verwachtingen van de gebruikers te adresseren. Er rust immers wel een zorgplicht op de gemeente om gebruikers te informeren over de data en ze te waarschuwen dat er mogelijkerwijs gebreken in de informatie zouden kunnen zitten.

De gemeente doet er daarom goed aan op twee manieren de gebruikers voor te lichten over hetgeen ze wel en niet mogen verwachten van de data, en wel door een basislaag van meta-informatie toe te voegen en door een proclaimer op te nemen.

  • een basislaag van meta-informatie
    Een basislaag van metadata stelt de hergebruiker in staat de context van de data beter te begrijpen en eventuele gebreken gemakkelijk zelf te constateren. Deze basislaag zou kunnen bestaan uit:
  • datum van aanmaak
  • datum van beschikbaarstelling
  • korte duiding van inhoud
  • formaat van het bestand
  • doel van verzameling (uit hoofde van publieke taak)
  • gegevens datahouder(s)
  • naam contactpersoon waartoe men zich kan wenden in geval van vragen of waar men vermeende onjuistheden kan melden
  • eventuele waarschuwingen, specifiek voor de dataset, etc.

Zeker nu deze basislaag effectief zou moeten zijn voor het wegnemen van de meest voor de hand liggende risico’s, zal dit veelal een afdoende maatregel zijn. Uiteraard is het handig om deze metadata te verzamelen als je je data potentieel inventariseert zoals beschreven in stap 1.

  • Proclaimer
    Daarbovenop is het raadzaam een proclaimer op te nemen op de plek waar de data ontsloten worden, zoals het gemeentelijk portaal.  Een proclaimer is goed beschouwd een mededeling waarin wordt uitgelegd wat een hergebruiker wel (en niet) mag verwachten van de data.
    Het gemeentelijk open data portaal zal een algemene proclaimer bevatten voor alle informatie die via het portaal ontsloten wordt. Uiteraard is het mogelijk in de basislaag van metadata op de proclaimer aan te sluiten en   en aan te geven in welke context de data verzameld zijn, zodat de hergebruiker zijn bedachtzaamheid op gebreken daarop nader kan baseren.
  • Wat als er toch wat mis gaat?
    Mocht een hergebruiker niettemin menen dat hem onrecht is aangedaan doordat de overheid hem (beweerdelijk onjuiste) data zijn verstrekt dan zal hij een zogenaamde onrechtmatige daadsactie kunnen instellen bij de rechter. Dit is geregeld in artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Als is de kans klein dat dit zal gebeuren, voor die gevallen bevat de Handreiking een korte toelichting. Lees verder…

Aansprakelijkheid voor gebrekkige Open Data
Gebrekkige data kunnen zijn data die niet overeenstemmen met de werkelijkheid, maar ook data die incompleet zijn of ontbreken. Nu verstrekking onder het hergebruikregime volgens het Open Data gedachtegoed geen contractuele relatie veronderstelt, vloeit de mogelijke aansprakelijkheid voort uit het schenden van de zogenaamde betamelijkheidnorm die is geregeld in artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (6:162 BW): de burger heeft schade geleden omdat hij, op basis van gerechtvaardigd vertrouwen, afgegaan is of voortgebouwd heeft op gebrekkige informatie die door de overheid is vrijgegeven voor hergebruik, waaruit schade is ontstaan. Dit levert een onrechtmatige daad op.

Wil er sprake zijn van een toerekenbare onrechtmatige daad waarvan de schade vergoed moet worden, dan moet aan 5 eisen voldaan zijn en speelt voorts de begroting van de schade nog een rol:

  1. een onrechtmatige daad
  2. toerekenbaarheid
  3. schade
  4. causaal verband
  5. relativiteit
  6. begroting van de schade

1.  Een onrechtmatige daad
De betamelijkheidsnorm van artikel 6:162 BW is een ongeschreven regel. We moeten dus kijken wat in het maatschappelijk verkeer als zorgvuldig ervaren wordt. Dat brengt natuurlijk mee dat, bij afwezigheid van geschreven regels, de invulling van de norm casuïstisch is. Niettemin kan uit de jurisprudentie die zich gevormd heeft rond het leerstuk van de gevaarzetting een aantal algemene uitgangspunten geformuleerd worden waarmee het zorgvuldigheidsniveau van de datahouder zeer redelijk geschetst kan worden.

Niet iedere fout (gevaarzetting) in de data levert direct een onrechtmatige daad op. Een beetje gevaar – lees: foutjes die men nu eenmaal maakt (waar gehakt wordt, vallen spaanders) – zal niet snel tot aansprakelijkheid kunnen leiden.

Waar het de te verwachten oplettendheid van de potentieel benadeelde aangaat, speelt een belangrijke rol dat de informatie die voor hergebruik vrijgegeven wordt, niet gericht is tot bepaalde personen. Dit is nu juist één van de essenties van Open Data: de data worden ‘as is’ ter beschikking gesteld aan eenieder.

Cruciaal voor de inschatting van de ernst en omvang van de schade en de kans erop – en dus ook voor de zorgplicht die de datahouder aan de dag moet leggen – is de voorzienbaarheid hiervan. Immers, voor schade die men waarlijk niet kon voorzien, is men niet aansprakelijk. Kernelement van Open Data is dat de overheid de data beschikbaar stelt voor hergebruik zonder zich ook maar een moment te bekommeren om het gebruik dat de afnemer ervan gaat maken. Sterker nog, het doel is juist dat hergebruikers onverwachte dingen met de data gaan doen. Dat impliceert ook dat de data uit hun gebruikelijke context gehaald zullen worden (door de hergebruikers). Voor de kwalijke gevolgen daarvan kan men de overheid bezwaarlijk verantwoordelijk houden.

Het potentiële gevaar zal toch over het algemeen klein zijn. We moeten niet vergeten dat we het hier hebben over het beschikbaar stellen van gegevens voor hergebruik die gewoon openbaar zijn en die van nature op zichzelf geen directe risico’s voor veiligheid scheppen (anders waren ze wel onder een van de uitzonderingsgronden van artikel 10 Wob gevallen).

2. Toerekenbaarheid
Dan het tweede vereiste voor onrechtmatig handelen: de daad moet te wijten zijn aan de schuld van de overheid of aan een oorzaak die voor rekening van de overheid moet komen, op grond van de wet of de verkeersopvattingen. Tenzij het evident duidelijk is dat de data gebrekkig zijn (zodat de hergebruiker hier niet op af had mogen gaan), zal de toerekenbaarheid in principe een gegeven zijn. Zo de fout al niet aan zijn schuld is te wijten, dan komt deze toch zeker voor  risico van de overheid (en ieder geval niet voor die van de hergebruiker).

3. Schade
Zodra maar enige vorm van nadeel is geleden, is aan het vereiste van schade voldaan. Zie hieronder de hoogte van de schade.

4. Causaal verband
Voor de vestiging  van de aansprakelijkheid moet er een zogenaamde conditio sine qua non-verband bestaan tussen de verstrekking van de onjuiste informatie en de door de benadeelde geleden schade. Alleen als vaststaat dat de schade ook  was ingetreden als de gebrekkige informatie niet verstrekt was, ontbreekt dit noodzakelijke verband.

5. Relativiteit
De geschonden norm moet strekken ter bescherming tegen de schade die de benadeelde heeft geleden, dat is de kern van het relativiteitsvereiste.  Op grond van recente jurisprudentie (Duwbak Linda) mag waarschijnlijk aangenomen worden dat de algemene publiekrechtelijke verplichting voor de overheid om een bepaalde taak uit te voeren, waarbij informatie als een bijproduct ontstaat, wel de plicht oplegt dit zorgvuldig te doen, maar die norm heeft niet de strekking om de onbeperkte groep hergebruikers (en de opvolgende hergebruikers) te beschermen tegen risico’s die men vooraf niet kan beoordelen. Dat neemt uiteraard niet weg dat daar waar de publieke taak ook de informatieverstrekking aan het publiek omvat, de norm uit hoofde van de publieke taak in feite congrueert met het openstellen van hergebruik van de data. Sterker nog: als van een publicatieverplichting sprake is, zal dit een hoge mate van verantwoordelijkheid scheppen.

6. Begroting van de schade
Is voldaan aan de vereisten van 6:162 BW, dan staat de aansprakelijkheid vast en moet vastgesteld worden wat de inhoud en de omvang van de verplichting tot schadevergoeding inhoudt, op de voet van artikel 6:95 BW en volgende alwaar het schadevergoedingsrecht is geregeld.

Op grond van artikel 6:95 heeft de benadeelde dus een wettelijk recht op schadevergoeding. Deze schade kan bestaan uit vermogensschade (met name geleden verlies en gederfde winst (artikel 6:96 BW)) of, in specifieke gevallen, die veelal niet zullen spelen bij Open Data, ander nadeel (artikel 6:106 BW). Uitgangspunt bij de schadeberekening is dat de benadeelde weer wordt gebracht in een vermogenspositie waarin hij zou verkeren als de onrechtmatige daad niet zou zijn gepleegd (artikel 6:97 BW). Dat betekent dus dat in de regel de volledige schade moet worden vergoed.

Evenwel komt op grond van artikel 6:98 BW alleen die schade voor vergoeding in aanmerking die in een zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust dat die (gezien de aard van de aansprakelijkheid en de aard van de schade) als gevolg van de gebeurtenis kan worden toegerekend. De toerekeningsfactoren zijn niet beperkt tot de aard van de aansprakelijkheid en de aard van de schade; ook de aard van de gedraging en de voorzienbaarheid van de schade spelen hierbij een rol.